Microlearning: wat, waarom en hoe

Microlearning: wat, waarom en hoe

Microlearning is populair. Ik merk dat het de laatste tijd op allerlei plekken zomaar ‘om de hoek komt duiken’. Het spreekt aan omdat het een korte en snelle manier van leren is. Dat past goed bij de huidige tijd, waarin de aandachtspanne van mensen een stuk korter geworden is. Microlearning kan een krachtige vorm van leren zijn. Maar, en ja, dat is wel een beetje een open deur natuurlijk, dat hangt er ook helemaal vanaf hoe je het toepast. Daarom hier het wat, waarom en hoe van microlearning.

Inhoudsopgave

Wat?

Waar hebben we het dan over als we praten over microlearning? Nou, daar beginnen de problemen eigenlijk al. Want daar is nogal eens verwarring over. Ik denk dat je het onderscheid tussen microcontent en microlearning goed in de gaten moet houden. Microlearning betekent letterlijk ‘klein leren’. Het omvat relatief kleine leereenheden en kortetermijn leeractiviteiten. Een microlearning duurt gemiddeld zo tussen de 3 en 7 minuten. De vorm kan verschillen. Van infographic tot en met een quiz, poll, link of afbeelding.

Belangrijk is dat je een microlearning maakt met als doel om van te leren. Er is dus een leerdoel, er is sprake van activiteit van de lerende en er is nagedacht over transfer naar de praktijk. En daarin verschilt microlearning van microcontent. Van microcontent kun je indirect wel iets leren, maar het is niet per se ontwikkeld met het oog op het bepalen van bepaalde leerdoelen.

Waarom

Microlearning kun je heel breed toepassen. Zowel voor formeel leren als voor informeel leren. In de praktijk zie je dat het vaak gebruikt wordt als vorm van leren tijdens het werk. De korte, snelle, learnings lenen zich namelijk vaak perfect om te gebruiken op de werkvloer. Je kunt ze namelijk prima volgen in de ‘snelheid van de dag’.

microlearning
Afbeelding van mohamed Hassan via Pixabay

Hoe

Een microlearning kan een op zichzelf staande leereenheid zijn, maar ook een onderdeel zijn van een serie microlearnings. Of juist een aanvulling op e-learnings. Wat dat betreft kun je er dus verschillende kanten mee op.

Aangeraden wordt om microlearnings te maken voor alles wat je als docent (of praktijkbegeleider of ander iemand) meer dan drie keer per jaar moet uitleggen. Microlearnings kun je ook juist inzetten voor herhaling, verdieping of verbreding.

Ik vind het natuurlijk altijd een goed idee om te werken vanuit een plan ;-). Bedenk dus van tevoren hoe, waar en wanneer je microlearnings wilt inzetten en wat de relatie is tussen microlearnings en andere leervormen. Zo voorkom je dat er versnippering ontstaat, waardoor lerenden uiteindelijk door de bomen het bos niet meer zien en verdwalen in een oerwoud van microlearnings.

microlearning

Tegelijkertijd kan het juist ook een interessante en werkende aanpak zijn, om het andersom aan te vliegen. Bijvoorbeeld door te kijken wat er in de praktijk al gebruikt wordt. Of door te beginnen met een top-10 (ofzo) lijstje van handige werkinstructies. En dan van daaruit te kijken hoe je dat passend maakt en het een logisch onderdeel wordt van een grotere leerlijn.

Weer een andere aanpak is om te beginnen met de vorm of de tool die je gebruikt. Stel dat je kiest voor video. Vraag medewerkers dan welke dingen je eigenlijk echt moet laten zien en welke van die dingen ze in de praktijk heel vaak laten zien aan collega’s. Dat geeft een lijstje met instructievideo’s. En vanuit dat lijstje kun je vervolgens weer kijken hoe dat in het grotere geheel past.

Reacties zijn gesloten.